maandag 31 augustus 2009

Shenzhen: werk gaat voor het meisje (of de jongen)

'We hebben het uitgemaakt omdat de afstand te groot was. Elkaar een
keer per jaar zien, is te weinig', vertelt Jany terwijl ze wegkijkt om
niet te laten zien hoe erg het haar aangrijpt. Op donderdagmiddag
hebben we haar ontmoet en zaterdagochtend 09.00 uur zeiden we weer
gedag. In die korte tijd hebben we via haar wel een inkijkje gekregen
in de levens van arbeiders in China. Een groep van honderden miljoenen
mensen, waar zij als 27-jarige met haar baan bij een fabriek voor luxe
papieren tassen er een van is.

In de dagen voordat we China binnentrokken, viel mijn oog op enkele
artikelen uit de internationale media over China. The New York Times
schreef dat de economische groei van China niet alleen verbijsterend
hoog is in deze crisistijd (8%), maar ook dat het nu de eerste keer in
de geschiedenis is dat een recessie wereldwijd beindigd wordt de
groei van Azie en China in het bijzonder. Terwijl consumenten en
bedrijven in Amerika en Europa nog altijd de hand op de knip houden,
groeide de export vanuit deze regio's naar China met tientallen
procenten. In Business Week stond een artikel over het enorme
hogesnelheidsnet dat China aanlegt: kosten meer dan honderd miljard
dollar. In de VS is Obama ook bezig een hogesnelheidsnet op te
starten: investering van acht miljard dollar.

Een duidelijk bewijs voor de groeiende macht en invloed van China, het
land waar wij de komende vijf weken doorheen trekken.

Een van de grootste factoren van die (economische) macht is de enorme
bedrijvigheid die de laatste 25 jaar is losgekomen aan de kust van
China. Honderdduizenden bedrijven en bedrijfjes maken alles wat
denkbaar is. De stoel waar jij nu op zit, het computerscherm waar je
dit bericht op leest en waarschijnlijk ook de kleren aan je lichaam,
komen uit China. (zoek het label maar op)

Shenzhen was in 1980 nog een vissersdorp totdat de overheid besloot
dat deze regio een speciale economische zone werd. De
communistische/socialistische regels zouden niet meer gelden,
buitenlandse investeerders waren welkom, grond was (bijna) gratis voor
bedrijven en geld verdienen was het hoogste ideaal. Ondertussen is dit
slaperige vissersdorp uitgegroeid tot een stad met veertien miljoen
mensen en is deze provincie de rijkste van China. Het kan verkeren.

In deze stad zouden we Jany ontmoeten en zij vormde de bril waarmee we
een inkijkje kregen in de wondere wereld van booming China.

'When you come to Shenzhen, I can arrage everything', mailde Jany ons
enkele dagen van tevoren. Ze kon ons ophalen bij de grens, de fabriek
laten zien en eventueel nog andere dingen voor ons regelen.

Een vriend uit Harderwijk die veel zaken doet in China, had ons met
haar in contact gebracht. We wilden graag eens in een fabriek kijken
en daar horen en zien hoe BVChina eigenlijk werkt. Een fabriek kom je
echter niet zo maar binnen en we zijn dan ook erg blij met deze
superintroductie uit Harderwijk: alle deuren gingen voor ons open.

Nadat we op donderdagmiddag om 16.00 uur met de metro vertrokken uit
Hong Kong kwamen we om 17.00 aan bij het metrostation bij de grens met
Shenzhen. De uitgebreide grenscontrole duurde even en gaf wat
frustratie, maar na ruim een halfuur zagen we een breed lachende dame
staan wachten. Aangezien zij de enige engels-sprekende chinees in de
verre omtrek was, kon het niet missen: dit was mevrouw Jany.

Die dag deden we wat inkopen (de laptop waar ik dit bericht op
schrijf) en aten we met haar bij een lokaal restaurant. Daar
ontmoetten we ook de vrouw en 15-jarige zoon van de baas en de
chauffeur die ons rond zou rijden door Shenzhen met het fabrieksbusje.
Al deze mensen spraken geen woord engels. (de zoon dacht dat hij het
wel kon, maar na twee zinnen waren we er achter dat het bleef bij 'it
is very nice' en nog enkele algemeenheden: dat schoot niet op)

Ook in de winkels waar we binnenliepen sprak niemand engels! In het
hotel waren er een of twee mensen die een beetje engels konden, maar
op straat was er helemaal niemand. Het was duidelijk zonder Jany
kwamen we nergens hier.

De volgende dag haalde ze ons op voor het bezoek aan de fabriek.
Terwijl we rondreden in deze enorme stad met louter flats van twintig
of meer verdiepingen hoog, kwamen we in een gebied met wat laagbouw.
De flats waren hier maar vijf verdiepingen hoog en we zagen de was
buiten wapperen aan de lijnen op balkons.
'Waar blijft nu toch die industrie', zeiden we tegen elkaar, toen we
er al een minuut of tien in dit gebied rondreden.
Plotseling sloeg de auto af en reed zo'n terrein op.

Al die tijd bleken de gebouwen die wij voor flats hadden aangezien
fabrieksterreinen te zijn. De wapperende was hoorde weliswaar bij de
bewoners, maar de arbeiders in Shenzhen wonen dan ook bij de fabriek.
Daarmee is de hele stad een groot woon/werk gebied. De 'woonwijken'
waar we die ochtend doorheen waren gereden waren in werkelijkheid
industriewijken, de mensen wonen er alleen naast en tussenin!

In de fabriek waren ca. 60 mensen actief met het maken van papieren
tassen. Dat ging met een enorme snelheid en professionalitiet. Snelle
vingers vouwen en plakken de mooie tassen dicht en maken ze klaar voor
verscheping naar Europa en de VS.

In ene gebouw staat de fabriek en in het andere gebouw wonen de
arbeiders. Jany nam ons mee langs de eetzaal naar haar woning en
terwijl ze zat op het stapelbed en we luisterden naar haar muziek en
de weinige persoonlijke bezittingen bewonderden, vertelde ze
enthousiast over haar leven.

'In Shenzhen woon ik nog maar een paar jaar, ik ben geboren in de
provincie Hubei en in een dorp vlakbij de stad Wuhan', legde ze uit.
In dit dorp op tweeduizend kilometer afstand van Shenzhen wonen nog
steeds haar ouders van in de zestig.
'Er is daar geen werk te vinden en mijn ouders hebben een kleine
boerderij waar ze zelf net van kunnen leven. Daarom ben ik naar
Shenzhen gegaan om werk te vinden.'
Ze vertelt het met zichtbare trots en terecht want ze heeft als meisje
of vrouw van een jaar of twintig toen de stap gezet om alleen een
beter leven te zoeken in een stad waar ze niemand kende, duizenden
kilometers van huis. En ze is erin geslaagd. 'Het was een avontuur',
zei ze zelf.

In haar thuisprovincie had ze al gewerkt als lerares chinees op een
middelbare school, maar ondertussen bereidde ze zich voor op de grote
stap. Ze volgde opleidingen engels en deed een soort business school.
'Toen ik naar Shenzhen ging had ik snel een baan. Er is hier veel werk
en ik begrijp engels, dat is een groot voordeel.'

Nu werkt ze al enkele jaren bij deze fabriek en daar vervult ze een
spilpositie. Als enige engelssprekende werkneemster in een fabriek die
alleen werkt voor buitenlandse (en dus engelssprekende) klanten,
beheert ze alle orders en helpt bij het duidelijk maken van de wensen
van de klanten aan de ontwerpers.

Haar economische successtory heeft echter ook schaduwkanten. Haar
vriend kwam ook uit Hubei. Ook hij zocht een economisch beter leven,
maar hij vond een baan in een andere regio: ook duizenden kilometers
ver weg, maar wel de andere kant op.
'Vorig jaar zijn we uit elkaar gegaan. Het ging niet meer omdat de
afstand te groot was. Als je elkaar maar een of twee keer per jaar
ziet is dat te weinig.'

Ze vertelt het met een treurig gezicht dat ze voor ons probeert te
verbergen. Maar tegelijkertijd is ze enkele seconden later weer
monter, vrolijk en vol energie. Voor we het weten vertelt ze weer over
haar vakanties. Een luxe die nu voor haar een week per jaar mogelijk
is (de enige andere vrije week gaat ze naar haar ouderlijk huis).
De breuk met haar geliefde is achter de rug en het leven gaat door;
het hoort erbij

En zo is het hier ook, want hoe tragisch en bijzonder het voor ons
klinkt, hier is het niets bijzonders. Elke werknemer hier komt uit een
andere regio. Het zijn vrijwel allemaal boerenzonen en dochters die op
zoek gingen naar een beter leven en dat vonden in deze fabriekstad.
Hier hebben ze werk, kunnen ze sparen en maken ze iets van hun leven.
En uiteindelijk houden ze hun droom over thuis,hun eigen provincie,
hun ouders die ze willen verzorgen en eventueel de kinderen die ze
terug willen zien.

Want al die mensen die wonen bij de fabriek, wonen daar niet echt. Hun
huis en vaak hun kinderen en ouders zijn nog in de thuisprovincie.
Vader en moeder (soms een van beide) zijn erop uit om te werken,
doordat de afstanden zo groot zijn komen ze maar een of twee keer per
jaar thuis.
Dit alles omdat ze dromen van een beter leven.

In Shenzhen hebben ze alleen de zondag vrij en op die dag gaan ze erop
uit om ontspanning, rust of bezinning te zoeken. Ik noem dat laatste
woord bewust omdat er middenin de industriegebieden niet alleen een
chinese tempel stond, maar we ook een kerk tegenkwamen. Verder niet
geweest en ik kan er niets over melden, maar wel opvallend.

Voor ons lijkt het leven dat deze arbeiders hebben misschien niet
best, voor hen is het de 'chinese droom' : van boerenjongen tot
miljonair.

Als we kijken naar deze enorme stad en de werklust en wilskracht van
de mensen dan lijkt het ons onmogelijk dat Europa/Nederland de race
met dit opkomende land de komende jaren gaat winnen. Wij maken ons
druk om AOW op 65 om werkuren en 2% salaris erbij, hier werken ze
twaalf uur per dag voor 200 euro zonder enige sociale zekerheid. Bij
ons duurt het jaren voor de Betuwelijn en de HSL er komen, hier
stampen ze momenteel een netwerk van duizenden kilometers voor de
snelste trein ter wereld uit de grond. Het is fascinerend en
benagstigend tegelijkertijd; is het een kans, uitdaging of bedreiging?

We gaan er de komende weken nog veel meer van zien.

PS aangezien het blog nu via een omweg komt, kunnen we geen foto's
meer plaatsen. Zodra we weer in het vrije westen zijn, plaats ik er
een paar.

vrijheid van meningsuiting

China is een dictatuur. Zoveel is mij in het afgelopen halfuur wel
duidelijk geworden. De chinese regering is bang voor alle slechte
berichtgeving over dit enorme land. Daarom zijn sommige internationale
nieuwssites en ook de netwerksite facebook geblokkeerd.

Dat is al erg genoeg.

Maar wat nog erger is, is dat ze ook mijn blog hebben geblokkeerd.
Lydia en ik vormen een grote dreiging voor het voortbestaan van de
Volksrepubliek China!

Maar serieus: ik merkte zojuist dat ik niet kan inloggen op www.blogger.com
Deze complete site is geblokkeerd.

Via een omweg komt dit blog toch tot jullie vanuit het land van de
censuur. Een bevriende VVD'er wilde als voorvechter van het vrije
woord wel het risico nemen dit blog te plaatsen.
Ik mail nu dus naar hem en hij plaatst het blog dan op internet.
Jasper bedankt!

Nu ik toch aan het bedanken ben. Zojuist had ik ook andere
internetproblemen. Niemand hier begreep het probleem of kon me helpen
(mijn chinees is nog niet erg goed). Via de telefoon ben ik
uiteindelijk vanuit Nederland geholpen en nu werkt alles weer perfect.
Daarvoor: Sander en vooral Joost bedankt!

Wat moet je zonder vrienden. Zeker in China.

donderdag 27 augustus 2009

met een geschenk uit Indonesie aangekomen in Kuala Lumpur en Hong Kong

Vanuit de jungle in Sumatra kwamen we terecht in de 'urban jungle' van twee van de grootste steden van Azie. Kuala Lumpur en Hong Kong.

Voor KL hadden we maar even de tijd omdat we op maandagochtend aankwamen en op dinsdagmiddag weer doorvlogen. In korte tijd waren we echter al direct onder de indruk van de gigantische verschillen.
KL is een georganiseerde stad. Dat kan gewoon in Azie!
Chauffeurs hoeven niet voortdurend op de claxon te drukken en het verkeer rijdt door. Dat was even wennen na de hectiek van stedelijk Indonesie.

De enorm mooie winkelcentra hebben ook veel indruk achtergelaten al hebben we nauwelijks wat gekocht. (nieuwe Birkenstocks voor Lydia, om de laatste weken door te komen. Ze hadden de laatste weken zo veel te verduren gehad dat de verkoopster dacht dat haar oude paar minimaal vier jaar oud was)

(We hebben nog van een kop koffie mogen genieten als traktatie van Marjan Moolenaar. Dank nog daarvoor!)

Wat in die korte tijd ook erg opviel is de enorme diversiteit aan mensen in deze wereldstad. Waar in Indonesie de kleding redelijk uniform was (zeker binnen een regio of stad) was de afwisseling hier enorm. Sexy geklede Chinese dames liepen naast islamitische dames met burqa of nikaab.
Als ik goed geïnformeerd ben, gaat het redelijk goed. De islamitische maleisiers hebben de politieke macht en de chinezen de economische macht. Er zijn wel wat spanningen en het is bijzonder moeilijk om afstand te doen van je groep. (bijvoorbeeld om als moslim een ander geloof aan te nemen) Maar los van deze soms heftige strubbelingen zijn er geen gewelddadigheden. (voor zover mij bekend)

Reden genoeg om eens terug te gaan en ons meer te verdiepen in deze stad en in dit land.

Op dinsdag vlogen we door naar Hong Kong. Wat een stad!
Een bruisende kolkende massa van mensen, auto's, metro's en alles wat nog meer beweegt. En het loopt als een trein.
Je moet het zien om het te kunnen bevatten, maar het is in ieder geval zeer de moeite waard om deze stad (met zijn indrukwekkende skyline) eens te bekijken.

Helaas hebben we niet alles kunnen doen wat we wilden, want temidden van al dit stedelijk geweld had de jungle van Indonesie een cadeau meegegeven.
Lydia en ik hebben beide flinke maagproblemen. We kunnen dus niet te ver van een wc vandaan gaan en dat is niet ideaal......

Deze ellende moesten we dus even uitzitten (letterlijk soms), maar vandaag gaan we verder naar Shenzhen. Dat is een van de grootste fabriekssteden ter wereld en daar gaan we een fabriek bezoeken om een eerste indruk te krijgen van de economische groei en macht van China.

U hoort van ons!

maandag 24 augustus 2009

Dubbel gevoel: (waarschuwing: dit is een lang blog)

Schoonheid en lelijkheid, blijdschap en tragedie, opportunisme en
vriendelijkheid liggen vaak dicht bij elkaar. Zo ook in het oerang
oetang dorp, Butik Lawang.




Sinds ons bezoek daar zijn we officieel eco-toeristen. Afhankelijk van
wie je het vraagt zijn dat:
- rijke westerlingen die bij gebrek aan echte natuur thuis de halve
wereld rondvliegen (en ondertussen flink wat Co2 uitstoten) om 'de
woestheid' van de natuur te zien
- of het zijn natuurliefhebbers die door een andere manier van reizen
en vakantie vieren de vele natuurparken en de lokale bevolking
ondersteunen met hun bezoek (je betaalt immers fors entree). De
lokalo's hoeven dan geen bomen meer om te hakken omdat ze al geld
verdienen met het rondleiden van toeristen.

De waarheid zal wel ergens in het midden liggen. Het blijft echter een
dubbel gevoel om eco-toerist te zijn....

Door onze reisgids 'de lonely planet' waren we reeds van twee dingen
op de hoogte. De gidsen die zich enorm opdringen om je mee te nemen op een jungle-trek en het feit dat juist dit plekje op 2 november 2003 getroffen
werd door een overstroming waarbij honderden mensen om het leven
kwamen en het overgrote deel van het dorp werd verwoest (zie eventueel:
http://en.wikipedia.org/wiki/Bukit_Lawang)

Met deze informatie in de hand stapten we in Medan in de bus naar Bukit Lawang.



Terwijl we uitgeteld in de bus zaten te wachten tot de chauffeur
eindelijk eens ging rijden (altijd spannend in Indonesië) stapte de
eerste vriendelijke lokale medereiziger in.
Binnen enkele minuten had hij zich op een plek naast ons
gemanoeuvreerd en begon direct al zijn Nederlandse woordjes op ons los
te laten. Nu zat ik een boek gedoken (De goede Nazi, dagboek van een
Duitser die vlak voor WOII honderdduizenden Chinezen het leven redde
in Nanking) en word dan niet graag gestoord.
Uit goed fatsoen gaf ik nog antwoord ook en toen was ik bijna
reddeloos verloren. 'Do you already have a place to stay?' 'Do you
already have a guide?'

Het hoge woord was eruit, hij had nog wel een neef die alles voor ons
kon verzorgen. Nog voordat ik antwoord kon geven, had Lydia hem
effectief duidelijk gemaakt dat hij heel snel de andere kant van de
bus moest opzoeken...
We waren van hem af, dachten we.

Na enkele minuten reed de bus weg, maar voordat hij echt op gang was,
kwam er nog iemand binnen. Die sprak even met het heerschap dat net
weg was en vervolgens zocht hij ook ons op.
Nee we hebben al een hostel en ook een gids. O, ja wie dan?
Uiteindelijk droop ook hij af. (ook hier had Lydia een niet onbelangrijke rol, zo leer je elkaar wel kennen (-;...)

Tijdens deze drie-uur durende rit hebben we ongeveer vijf mensen gehad
die allemaal begonnen met de vraag 'where are you from?'
De laatste zag er nog het vriendelijkst uit, maar ook hem poeierden we
snel af toen hij aanbood ons de weg te wijzen naar the eco lodge.
'Helpers' hadden we al genoeg in die bus....

Aangekomen bij ons ho(s)tel besloten we daar ter plekke een 'trek' te boeken. De
lokale gids probeerde ons er nog van te overtuigen dat twee dagen echt
beter was, maar aangezien ik net ziek was geweest en Lydia niet zo'n
wandelaar is, werden we het snel eens dat een dag echt voldoende zou
zijn.

Op zaterdagochtend zou onze gids om negen uur klaar zijn. Die ochtend
kwam hij even voor negen uur snel op ons afgelopen terwijl we nog aan het ontbijt zaten. 'Willen jullie echt niet twee dagen?', vroeg hij.
De rest van de groep had besloten toch twee dagen te gaan ipv een (erg
schimmig die plotselinge beslissing).
We bleven bij die ene dag, maar voor we het wisten bleek dat hij dan
met de rest ging maar zijn 'broer' zou met ons op pad gaan.

En wie kwam daar uit de coulissen te voorschijn? Juist: die
vriendelijke jongen uit de bus die ons zo graag de weg wilde wijzen.

We waren belazerd, opgelicht en in de maling genomen.
Wat te doen? We hadden al betaald en de rest van de gidsen vertrokken ook al, een dag wachten leek ook niet ideaal en geld terugvragen is hier nogal een 'uitdaging'.

Onder protest gingen we mee.
Ondanks alle voorzorgsmaatregelen waren we er toch ingetrapt als de
eerste de beste toerist. Het is alsof je ondanks alle waarschuwingen
toch paling op de boulevard van Harderwijk koopt. Je weet dat het
niets is en dat je opgelicht wordt, maar ja het ziet er zo gezellig
uit daar en het is zo ver lopen naar die andere viswinkels.....

Uiteindelijk viel het reuze mee. Ik zou hier ook een schitterend
verhaal kunnen ophangen over de oerang oetangs die we zagen (moeder
met kind) de groep apen die ons gezelschap hield tijdens de lunch in
de jungle of de (naar het schijnt zeldzame) white hand gibbon die we
zagen.



Dat positieve verhaal is er namelijk ook. En dat is ook het
dubbele. Ondanks dat we ' erin gerommeld werden', hadden we een
schitterende tocht door de jungle.


id="BLOG_video-7f6c4d3b4a48d8ad" class="BLOG_video_class" contentid="7f6c4d3b4a48d8ad" height="266" width="320">

Het dubbele in dit dorp is natuurlijk ook dat je er heen gaat om die
beesten in het wild te zien en om de wilde ongerepte jungle te
bekijken, maar doordat je gaat is het niet meer zo wild.

Op vrijdag gingen we naar de voederplek van het apen
rehabilitatiecentrum (waar huisdier-apen weer in het wild worden
gebracht) Uiteindelijk zagen we daar een moeder aap met haar kindje
die melk kreeg gevoerd. Met een groep van 15 toeristen stonden we
rondom deze aap 'te genieten'. Wat een totale nep!
Alles dat nog een beetje natuurlijk leek, veranderde voor mij op dat
moment in een circus.

Temeer als je beseft dat je bij het aanvragen van de vergunning om het
park in te gaan en boekje krijgt met waarschuwing: blijf op 7 tot 10
(!) meter afstand van de apen. Mensen en dieren kunnen ziektes op elkaar
overbrengen die voor beide erg gevaarlijk kunnen zijn.
Zoals op de foto te zien is, was die waarschuwing erg relatief. Die aap is nu vast verkouden.

Zo maak je een dierentuin van een enorm natuurpark. En zo maak je ook
door er te komen de lokale bevolking afhankelijk van toerisme.

Maar de andere kant van de medaille is dat je door er te komen je dit
park helpt (een groot deel van het salaris van de 'rangers' wordt
betaald door het toerisme) En de mensen in het dorp zouden zonder die
toeristen onnoemelijk veel armer zijn en vermoedelijk veel meer hout
kappen als ze niet zouden leven van het feit dat de jungle de toeristen trekt.

En als je langer gaat trekken dan een of twee dagen dan kom je echt in
gebieden waar nauwelijks mensen komen en waar je dus echt de 'natuur'
ingaat.

Maar dubbel is het wel natuurlijk.

Het laatste dubbele gevoel betreft die overstroming in 2003. Wat een
leed hebben die mensen toen doorgemaakt. Het dorp is rondom de rivier
gebouwd. Zeker in die tijd woonde het merendeel van de mensen op
laaggelegen grond, de plek waar ook de meeste hostels waren.

Op een avond stond het water erg hoog en kwam er een waarschuwing dat
men naar hoger gelegen gebied moest gaan. Maar ach, die waarschuwing
kwam vaker en de stroom deed het ook nog gewoon...
Uiteindelijk werden de dorpelingen zich er toch van bewust dat het nu
echt link werd en trokken naar de hoger gelegen delen van het dorp.
Toen vrouwen, kinderen en ouderen daar in veiligheid waren, gingen de
mannen terug om de zaken van waarde te halen.
Op dat moment klonk het alsof 'er tien helikopters langsvlogen' en
voor ze het wisten werden ruim tweehonderd mannen verzwolgen door het
water. De mannen die niet verdronken werden later gedood toen de
hoogspanningsmast omviel door de waterdruk. (dit was een van de zeldzame keren dat de stroom niet uitviel bij een storm)

Een gruwelijk drama.

In de periode daarna kwam de hulp op gang. Dat ging op een bijna wrede
manier. De lichamen werden niet geborgen, maar er werd snel cement
gestort over de rampplek.
Er werd een tentenkamp opgezet voor de getraumatiseerde overlevenden.
Twee jaar later woonde het merendeel daar nog!
Hoewel de overheid geld uit het buitenland had gehad, was er op een
vreemde manier niets aangekomen in Butik Lawang.
Plotseling werden er jaren later in korte tijd een serie pre-fab woningen
neergezet. Het bleek dat de geldschieters een tweede gift wilden doen,
maar eerst wilden zien waaraan het eerste deel was uitgegeven.
Pas toen werd er gebouwd. (woningen zonder douche en wc) en dat tweede
deel werd snel geincasseerd en is wederom verdwenen.

Logischerwijs is het dorp nog altijd vol van deze ramp. Een groot deel
van de bevolking ging verloren. Overal zijn foto's en als je
rondvraagt heeft iedereen een verhaal te vertellen en velen hebben geliefden verloren.

Temidden van al die ellende was er ook iets schitterends dat we
tegenkwamen tijdens ons bezoek aan Butik. Dat bedoelde ik aan het
begin met blijdschap en tragedie.

Nadat de weeskinderen van Butik Lawang een tijdlang aan hun lot waren
overgelaten (sommigen verloren werkelijk iedereen), heeft de
Nederlandse Saskia Landman samen met haar Indonesische man Sugianto
een weeshuis voor kinderen opgezet.
Op een plek waar de overheid en hulporganisaties de zorg die nodig is niet aankunnen of
simpelweg niet willen verstrekken, hebben
zij met eigen geld een weeshuis gebouwd.


Mooie dingen wisselden de vervelende of minder prettige dingen af,
maar over het algemeen gaan we met een zeer goed gevoel weg uit Bukit
Lawang.

Vanmorgen om vijf uur stapten we in de auto op weg naar het vliegveld
van Medan om onze vlucht te halen.

Terwijl we onderweg nadachten over onze laatste uren in Indonesië en
alles wat we de afgelopen weken hebben gezien en gedaan, begon het
vasten van de Ramadan (tot 4:30 die ochtend mocht er gegeten worden).
Op de lange weg langs kleine dorpen liepen honderden mensen op straat.
Vrouwen in witte gewaden op weg naar de moskee, mannen met traditionele
kleden om (en zo'n indonesisch hoedje waar ik de naam niet van weet)
Blije kinderen die spelen langs de weg en veelkleurige lampjes.
Het oogt als een gezellige sfeer, eendrachtig gingen ze op naar de
moskee. Dergelijke gemeenschapszin zou ik in Nederland niet snel weten
te vinden. Hoewel er met kerst overal lampjes hangen en de kerkgang
dan fors toeneemt, is dat toch niet de sfeer van eenheid die we
vanmorgen zagen.
Maar hoe ervaren de mensen het zelf? Is het een groepsding of is het
groepsdruk? Is het gezellig? Is het religieus? Hoe ervaren de mensen van andere religies
het? Worden die op zo'n moment buitengesloten? Willen ze dat zelf? etc?



We hebben ze het niet kunnen vragen en weten het niet, alles wat ik
opschrijf en bedenk is maar een indruk van een rit langs honderden Ramadanvierders.

En zo is het eigenlijk met ons hele bezoek hier.
We weten meer dan ooit over dit land. Maar kennen we het?

Indonesië blijft voor ons een land met vele gezichten: rijk tegenover
arm, sterke vervuiling en schitterende natuur, een moslimland dat ook
multireligieus is, een enorme bureaucratie (overal moet je alles in
drievoud inleveren en het aantal winkels voor stempels of om dingen te
kopieren is tot in de kleinste dorpen indrukwekkend) en een land waar
niets geregeld lijkt.

Al die gezichten en tegenstellingen en dubbele gevoelens zijn voor ons
nu Indonesië.
We hebben zes weken mogen krabbelen aan de oppervlakte.
Er blijft nog genoeg te ontdekken, te zien en te leren over dit land
en over onszelf terwijl we rondreizen.

Maar nu laten we dit schitterende, vreselijke, mooie, lelijke maar
bovenal vriendelijke land achter ons en vliegen via Kuala Lumpur naar
Hong Kong om China te ontdekken.
Jammer om weg te gaan uit Indonesie, maar mooi om op weg te gaan naar een nieuwe horizon in China: ook dat is een dubbel gevoel. (om binnen het thema van dit blog te blijven...(-;... )

We keep you posted!



(hieronder nog een foto van de Bat Cave, de zwarte puntjes zijn vleermuizen)

vrijdag 21 augustus 2009

Ziek, zwak en misselijk. Maar wel in een mooie omgeving!












Internet is gruwelijk slecht hier, dus ik houd het kort

Het Toba meer is werkelijk een schitterende omgeving om een paar dagen te zijn. Het is een vulkanisch meer en dat betekent dat het op plekken 450 meter diep is. Het water is dan ook heerlijk koel.

Vanuit het eiland waar we op zitten, kijken we op tegen de bergtoppen die omringd worden met wolken waar regelmatig een verkoelende regen uit valt. Deze dagen liggen we voor het eerst onder een deken. Ook wel weer eens lekker na de weken waarin het 's nachts niet koeler werd dan 20-25 graden.

De bevolking van deze eilanden houdt haar oude tradities nog volop in stand. (Dat vinden de toeristen immers erg leuk)



In ons hostel Bagus Bay was op de avond waarop we aankwamen al een zang- en dansgroep die leuke muziek wist te maken. (beter dan het gejengel op Java, daar ben je echt snel klaar mee) en op onafhankelijkheidsdag, maandag 17 augustus,zagen we de overblijfselen van de locale vorstenhuizen voorbij trekken en deden dansgroepen van de locale scholen hun best om de bokaal te winnen.

Er was zelfs een bokswedstrijd tussen de kampioenen van enkele scholen. Kom er eens om op koninginnedag, dat zou voor de tere Nederlandse feestvierders vast te veel worden.



De schoonheid van de omgeving en de vriendelijkheid van de mensen heeft echter niet geholpen voor de gezondheid. Vanaf dinsdag werd ik verkouden, kreeg hoofdpijn en spierpijn en vreesde even voor de Mexicaanse griep.




De lokale artsen gaven een serie medicijnen die je in Nederland op de intensive care nog niet zou krijgen en ik besloot het maar gewoon uit te zieken.

Met alle goede zorgen van Lydia en de medewerkers van Bagus Bay was ik op donderdag weer voldoende opgeknapt en we zijn doorgereisd naar Bukit Lawang.

Het was wederom een boeiende reis (11 uur lang, in zeven verschillende vervoermiddelen) maar we zijn goed aangekomen. Dit jungle plekje, dat bekend is vanwege het oerang oetang opvangcentrum hier. (van de locale Lenie het Hart, alleen zijn hier geen zeehonden)

Morgen (zaterdag) gaan we een tocht maken door de jungle. We zijn benieuwd!

zondag 16 augustus 2009

Palau Weh


alweer een tropisch eiland met witte stranden, zandpaden, diepblauw water, BBQ vis restaurantjes en schitterende duiklocaties....... wat hebben we het toch zwaar.

Dit eiland stond eigenlijk niet in onze oorspronkelijk reisplanning, maar planningen zijn er om aan te passen en toen bleek hoe leuk we het duiken op de Gili eilanden vonden was het besluit snel genomen om hier naartoe te gaan.

We duiken bij LumbaLumba dive. Een zeer professioneel duikcentrum met een stuk of tien 'divemasters' die de duikers begeleiden en eventueel les geven.
Ze zijn gevestigd aan een klein strand van 200 meter lang met daarachter hun bungalows en verderop aan het strand nog enkele restaurants en andere accomodatie.


Het duiken is hier werkelijk geweldig. De meeste duikers hier hebben minimaal 100 duiken gedaan over de hele wereld, maar over wat we hier zien zijn ze enorm enthousiast.

Felgekleurd koraal, duizenden vissen in alle soorten en maten, tonijn, haaien, gestippelde morey eels ( beesten die je met rust moet laten), leeuwvissen en nog veel meer.


Als je onder water bent, weet je net waar je moet kijken. Om ons heen waren enkele vissen aan het jagen op de kleinere vissen: en daar zwem je dan middenin!

In totaal hebben we vier duiken gemaakt en de derder was erg spectaculair. Ze hadden vooraf wel gezegd dat er stroming was, maar met onze zeven duiken dachten we wel dat we wat gewend waren.
Tegen het einde van de duik werden we ineens met een noodvaart vooruitgedrukt en sloegen bijna tegen de rotsen aan.
Dat was dus die stroming...

Het verraderlijke was dat enkele delen beschut waren en toen we daar wegzwommen de stroming ons ineens meenam.
Terwijl we ons met twee handen moesten vasthouden aan wat rotsen, deden we onze veiligheidsstop. Na elke duik moet je een aantal minuten om 5/6 meter blijven om te voorkomen dat er belletjes in je bloed komen door het drukverschil. Dat was deze keer een hele onderneming, maar wel erg gaaf om eens mee te maken.

Duiken gaan we in de toekomst zeker vaker doen, een compleet andere wereld: erg mooi.


Op vrijdagochtend deden we onze laatste duik en 's middags begon een reis van 24 uur lang naar een ander deel van Sumatra. Via de boot naar Banda Aceh, de nachtbus naar Medan (ze rijden hier echt als gekken, 100 km per uur op een kronkelweg waar auto's elkaar nauwelijks kunnen passeren: gelukkig hadden we meestal onze ogen dicht), toen met een taxi naar een ander busstation, daar op zoek naar een minibus naar Prapat dat ligt aan het Danau Tobameer, het grootste meer van Zuid-Oost Azie waar de boot vertrok naar het eiland in het meer waar we in het plaatsje TukTuk op zoek konden naar accomodatie.

Zo zie je nog eens wat van het land!



De diversiteit in Sumatra is veel groter dan op Java. Op Sumatra wonen 45 miljoen mensen terwijl het eiland 2.5 keer zo groot is als Java waar 114 miljoen mensen wonen. Op Java zie je vooral veel mensen, bebouwing, rijstvelden en nog eens mensen. Reizend over het eiland Sumatra zagen we onderweg uiteraard ook drukte en mensen (vooral nabij de steden), maar onderweg kwamen we ook door bijna uitgestorven gebieden waar wegen slingeren door de jungle of langs de kust.

De Javaanse cultuur verschilt niet erg tussen de verschillende gebieden van Java (is mijn indruk als leek) Op Sumatra daarentegen is de bouwstijl en het straatbeeld heel anders dan in Medan en totaal verschillend in vergelijking met het gebied van het Batak volk.
Dat volk woont middenin Sumatra en heeft daar van oudsher een eigen positie, cultuur, bestuursvorm en bouwstijl (met vooruitstekende puntdaken). De temperatuur is in dit gebied ook heel anders, omdat het in de bergen ligt is het hier ca. 10 graden koeler: heerlijk! (voor 's nachts)

Maar het meest opvallende aan dit volk: in de zee van overtuigde moslims in Sumatra heeft de koning van het Batakvolk enkele honderden jaren geleden gekozen voor het christendom en daarmee is dit gebied tot de dag van vandaag zeer christelijk.

(Beetje vergelijkbaar met de vroegmiddeleeuwse vorsten in Europa die voor hun volk kozen voor het christendom en zo direct een heel volk de kerk binnenbrachten. Uiteraard was het christendom toen al aanwezig en waren er al meer bekeerlingen, maar de keuze van de vorst haalde alle twijfelaars en tegenstanders over de streep)

Je ziet hier meer kerken dan op de Veluwe en op zondagochtend is het op straat zwart van de mensen die op weg zijn naar de kerk. Een totaal andere beleving dan Atjeh, maar beide interessant om mee te maken.

Na de uitputtende reis die vrijdagmiddag om 14.30 begon, kwamen we op zaterdag rond 14.00 uur aan op het eiland. Binnen een halfuur ploften we neer in het eerste verblijf waar plek was.

Dat bleek een toplocatie te zijn. Direct aan de rand van het meer hebben we onze ruime kamer met groot grasveld voor de deur. Een traditioneel Batakhuis dient als restaurant en internetcafe en dat alles voor een prijs waar we op Java nog geen hondenhok voor hadden.

Hier blijven we enkele dagen om alles te bekijken, te lezen, te zwemmen en om op maandag onafhankelijkheidsdag mee te vieren. (op 17 augustus riep Sukarno de onafhankelijk uit van de Nederlandse koloniale onderdrukkers en dat vieren we graag mee....)

Over enkele dagen ons volgende blog. Nu ga ik snel terug naar mijn boek.

dinsdag 11 augustus 2009

Atjeh

Nu we op een plek zijn aangekomen met beter internet, voeg ik nog even wat toe aan dit blog.

Op maandagochtend vlogen we naar Banda Aceh, de hoofdstad van de provincie Atjeh en op de kaart te vinden aan de oostkant van het eiland Sumatra.

We vlogen met de low-cost airline Lionair, beetje vergelijkbaar met Easyjet of Ryanair in Europa. Weinig service onderweg, maar wel spotgoedkoop. Deze vlucht kostte ons nog geen 50 euro pp voor twee uur vliegen.

Lionair biedt echter wel een service die we in Europa niet tegenkomen.
Zoals bij elk vliegtuig lagen er in het mapje voor ons veiligheidinstructies 'wat te doen bij een ramp', er lag ook een extra folder voor een andere veiligheid zocht: een lijst met voorgedrukte gebeden voor een goede vlucht.

Aangezien Lion Air geen onderscheid wil maken was er een gebed voor elke religie: islamitisch, boeddhistisch, hindoeïstisch, katholiek en protestant. Kom er in het geseculariseerde Europa maar eens om!




We hebben een behouden vlucht gehad en kwamen zonder enig probleem aan in Banda Aceh/Atjeh.

Het verschil met Jakarta is direct erg groot: rustiger, geen vervuiling, laagbouw, meer groen en alleen maar dames met hoofddoeken.

In Atjeh geldt een milde vorm van de Sharia wetgeving en daarbij horen ook bepaalde kledingeisen. Wij hebben ons hier als toeristen niet heel anders gekleed dan in de rest van Indonesie. Dat betekent vooral voor Lydia bedekte armen en een langere broek. (als ze dat niet doet wordt ze echt op een onprettige manier bekeken)

In Atjeh is een jarenlange burgeroorlog gevoerd omdat deze regio graag onafhankelijk zou willen zijn. (eigenlijk is dat een voortgaande strijd sinds de Nederlandse tijd en onder de Nederlandse commandant en latere premier Colijn is hier al een forse strijd gevoerd met tienduizenden doden)

Maar Atjeh is misschien nog wel het best bekend door de vreselijke ramp die de Tsunami hier aanrichtte.
Tienduizenden doden en een groot deel van de stad werden verwoest door deze golf die kilometers de stad instroomde.

Ook nu nog (ruim 5 jaar later) zijn er nog sporen te zien.
Erg indrukwekkend om te kijken bij een gigantisch schip dat 4 kilometer landinwaarts ligt middenin een woonwijk. Ook het tsunamimuseum/herdenkingsplek maakte veel indruk op ons.







Het was eigenlijk niet onze bedoeling om in Banda Aceh te blijven. Na onze vlucht zouden we de boot pakken naar het eiland Palau Weh voor de kust om daar enkele dagen te gaan duiken.

Toen we aankwamen bij de haven, bleek dat de boot kapot was. Helaas! De volgende ochtend zouden we kunnen gaan, maar we moesten een nacht in Banda Aceh blijven.

Dat was even balen, maar nadat we de bovenstaande indrukwekkende zaken hadden gezien waren we dit alweer vergeten. De mensen zijn er nog zo vol van dat het eigenlijk bijna asociaal is om door te reizen zonder even te delen in de rouw en verwerking van deze ramp.



De volgende ochtend (dinsdag 11-8) zijn we aangekomen op het eiland.
Schitterend.
Vandaag al een duik gemaakt en het duiken blijkt hier nog mooier dan op de Gili eilanden.

Dat komt deels doordat er hier veel, veel minder toeristen zijn. En daarmee ook minder duikers die het koraal verwoest hebben.
Dat is het grote nadeel aan duiken, als je afdaalt om veel moois te zien dan vernietig je het daarmee ook een klein beetje.

En eigenlijk is het zo met het hele toerisme. Hoe meer mensen naar mooie plekjes gaan, hoe minder mooi ze worden.

Gelukkig is dat hier (nog) niet het geval en we gaan genieten van de schoonheid van het eiland, het lekkere eten, de vriendelijke mensen en het schitterende duiken hier.

groeten!
Gerrit en Lydia

PS
nog even een naschrift, verschillende ervaren duikers hebben ons er ondertussen van weten te overtuigen dat duiken niet zo schadelijk is als we dachten. De verwoesting van grote delen koraal bij de Gili eilanden komt vooral door vissers die in het verleden met dynamiet hebben gevist. Dan komen alle vissen dood boevendrijven en zijn zo makkelijk 'op te vissen', maar zo vernietigen ze ook het koraal.

We gaan dus deels vrijuit al brengt het duiken wel een klein beetje schade toe.

zondag 9 augustus 2009

1/3

Aankomende dinsdag 11 augustus zijn we vier weken weg. De tijd vliegt en tegelijkertijd lijkt het alsof we nog maar net weg zijn: de ideale combinatie.

Tijd voor een klein overzicht.
- In deze vier weken hebben we een kleine 2000 kilometer gereisd. (zonder de vlucht van NL naar Azie)

- We hebben met de bus, minibus, trein, boot, auto, fietstaxi, gewone taxi en met het vliegtuig gereisd.

- In deze paar weken zijn we in tien verschillende hotels/hostels/guesthouses verbleven.

- ik ben ongeveer 50 keer gestoken en Lydia 10 keer.....

- in die vier weken hebben we ongeveer 14 boeken gelezen, enkele tijdschriften en wat kranten

- en met dit blog mee heb ik 12 bloges geschreven en Lydia heeft de helft van haar dagboekje vol (daar krijgen jullie echter niets van te zien)

Het waren leuke, interessante, ontspannende en inspannende weken die we niet hadden willen missen!

Maar dit overzicht is niet compleet zonder een laatste anekdote over Jakarta en een wijze tekst als uitsmijter.

Hierboven noemde ik het aantal van ca 14 boeken. We zijn echter pas op 1/3 dus met dit tempo hebben we er nog zeker 20 nodig. Hoe doen we dat?

Toen we vertrokken uit Nederland hebben we ongeveer tien boeken meegenomen, onderweg hebben we er enkele achtergelaten/geruild en er een bijgekocht. Dat brengt het aantal op 14.

Nu is het probleemloos mogelijk om hier boeken te ruilen of te kopen, maar de beste lectuur hebben we toch thuis in de kast staan. Het leek zonde om boeken bij te kopen terwijl we nog zo veel ongelezen boeken hadden staan. (de eerste reden is erg arrogant, de tweede erg nederlands)

Daarom hebben we een oplossing bedacht, die op papier in Nederland heel slim leek, maar in de Indonesische realiteit heel wat minder geslaagd bleek.

Er bestaat een systeem binnen de posterijen dat 'poste restante' heet. Dat betekent dat je een pakket of brief opstuurt naar een postkantoor ovv poste restante en de naam van de geadresseerde. Die persoon kan dan met zijn/haar paspoort dat pakket afhalen.

De week voor we vertrokken had ik een doos met verse boeken verstuurd aan mijzelf via het postkantoor in Jakarta ovv poste restante.
Het plan was om even dat pakket op te halen en om dan de boeken die we uit hadden (maar wel wilden bewaren) met hetzelfde pakket terug te sturen.

Op donderdag reden we naar het postkantoor. Dat is een gigantisch jaren '60 gebouw met een aantal balies waarvan we direct ontmoedigd raakten. Anderhalf uur lang hebben de lokale postbodes geprobeerd om de uitdrukking 'van het kastje naar de muur' nieuw leven in te blazen. Het leek wel een stripverhaal.

Gedurende deze slopende tocht hebben we waarschijnlijk tien balies gezien en uiteindelijk eindigden we in de kelder van het gebouw waar de pakketen worden gesorteerd.
Daar keken we op tegen een stapel dozen, tassen en zakken van indrukwekkende omvang. Op het oog leek er geen enkele logica in te zitten en te zien aan de lusteloze gezichten van de vijftig postsorteerders eromheen waren wij niet de enige met die gedachte.

Bij balie elf aangekomen, verzekerde de lokale opperbureaucraat dat hij alle pakketten wist te vinden. Het enige dat we nodig hadden was het juiste nummer. .
Dat had ik niet bij me. (er was me in NL verzekerd dat het niet nodig was: hoe naief van mij)

Wanhopig keerden we huiswaards. Zouden we nu alleen de backpackers pulp romans kunnen lezen de komende weken?....

De volgende dag deden we een hernieuwde poging met onze grote steun en toeverlaat Rino. (die ons rondreed deze dagen).
Via een andere ingang kwamen we het gebouw binnen en bij elke nieuwe ingang horen uiteraard nieuwe balies. We kwamen opnieuw op plekken die we voor het eerst zagen en ook daar keken mensen ons verwilderd aan.

Het wanhopige gevoel was alweer aan het terugkomen toen er iets wonderbaarlijks gebeurde.
Bij de derde balie liet ik het papiertje zien waarop ik alle informatie had geschreven: het nummer (dat ik volgens TNT niet nodig zou hebben, mijn paspoort zou voldoen, gelukkig kon ik het viavia achterhalen) en de exacte manier waarop ik het pakket had geadresseerd.

De dikke bezwete man achter de balie keek ons aan alsof hij wel de laatste was die ons zou kunnen helpen. Toen hij echter op het briefje keek, zei hij opeens opgewekt: 'ah, poste restante!'

Zonder ons een blik waardig te keuren stond hij op en liep naar een andere etage. Wij volgden hem hoopvoller dan we in twee dagen waren geweest. In een klein kantoortje riep hij wat in het indonesisch tegen een vrouw achter balie 14 (of was het 15). Achter haar stond een grote kluis die ze met veel misbaar opende.

In die kluis stond de heilige graal: onze doos boeken.

De blijdschap ontlaadde zich in een lachpartij aan onze kant, vooral omdat we ons realiseerden dat we in de tocht van de dag ervoor al een keer of vijf langs deze balie waren gelopen. Niemand van alle mensen die we hadden gesproken had eraan gedacht om ons naar deze dame te sturen die als een waakhond onze doos bewaakte in haar verder lege kluis.

Dolgelukkig maakten we ons pakket open, haalden de boeken eruit en we vulden de doos met onze oude boeken. Die zijn ondertussen weer onderweg naar NL waar ze in de kast terecht komen om stof te verzamelen.

Zijn er ook wijze lessen te trekken uit deze toch en de vier weken van reizen die achter ons liggen? Misschien wel, misschien niet.....

Het lijkt me in ieder geval een toepasselijk moment om met een citaat te strooien van de Ierse schrijver en dichter George Moore. Hij sprak ooit de ironische woorden:

'een man reist de wereld rond om te vinden wat hij nodig heeft en uiteindelijk keert hij terug naar huis om het te vinden'.

Zo was het bij het pakket achter die balie en misschien gaat het over acht weken ook zo met ons.....
En hiermee eindigt het eerste deel van deze reis: op naar meer kilometers en boeken.


zaterdag 8 augustus 2009

Jakarta



Door een dikke laag van smog arriveerden we op donderdag in Jakarta.
Een kennis van een kennis was bereid om als taxi op te treden en haalde ons op in Bogor en bracht ons bij Wisma PGI, ons verblijf in de hoofdstad.

'Wisma' is het lokale woord voor guesthouse of homestay en het betekent eigenlijk dat je in een gewoon huis blijft, een soort simpel pension.
Deze Wisma is echter meer dan dat: we kregen een ruime kamer met luxe badkamer en de wisma had een restaurant in huis.
Daar waren we ook wel even aan toe na de krakkemikkige verblijven waar we de afgelopen week hebben geslapen.
Backpacken is een leuk en aardig, maar we blijven toch luxedieren.

Een rondreis in Indonesie is niet compleet zonder de steden te bekijken, zo dachten we vooraf. Miljoenen Indonesiers wonen immers in steden en het hele politieke, culturele en sociale leven is geconcentreerd in de grote steden en vooral in de hoofstad Jakarta. De ca. 16 miljoen inwoners maken het tot de grootste stad van Indonesie en met ongeveer net zoveel inwoners als Nederland is dit enorme gebied een zoemend bijennest.

De vervuiling in de Indonesische steden treft ons echter voortdurend als een slag in ons gezicht. Aangezien we alleen gewend zijn aan de zuivere Amsterdamse lucht, hebben we last gekregen van keelpijn, verkoudheid, gevoelige ogen en een geirriteerde huid.
Lydia heeft zelfs een dag op bed gelegen met een lichte griep. De combinatie van hitte en vervuiling enerzijds en de airco anderzijds is verre van ideaal.

Na deze klaagzang lijkt het misschien alsof Jakarta niet de moeite waard was. Niets is echter minder waar.
Wat een stad, wat een enorme drukte en wat een diversiteit kom je hier tegen. Daarbij konden we boeiende mensen ontmoeten, tentenkampen bekijken, monumenten beklimmen en koloniale restanten bewonderen. Kortom: een leuk weekend.





Om nog even binnen het thema vervuiling te blijven: op zaterdag gingen we naar de Monas. Het nationale monument dat is opgericht om de strijd voor de onafhankelijkheid te gedenken. Een pilaar van 132 meter hoog die in opdracht van de eerste president Soekarno is gebouwd. Sindsdien staat deze pilaar in de volksmond bekend als ...jawel... 'soekarno's laatste erectie'.

Binnen in dit monument wordt een zwaar gekleurde versie van de nationale geschiedenis getoond, maar het hoogtepunt was wel om de top van de pilaar te bereiken.

Het uitzicht was fenomenaal en waarschijnlijk hadden we heel ver kunnen kijken als er niet miljoenen brommers, auto's en vrachtwagens in de stad hun best hadden gedaan om een rookgordijn aan te leggen.
Bovenaan de toren waren foto's te zien die duidelijk met fotoshop bewerkt waren en waarop te zien was hoe de stad er uit zou zien zonder smog.

Ons bezoek aan de Indonesische hoofdstad draait natuurlijk niet alleen om smog.
In de paar dagen dat we er waren bezochten we een tentenkamp, de nationale monumenten, een van de gigantische winkelcentra en de Kota het oude stadscentrum uit de Nederlandse tijd waar nu nog bijzonder weinig van over is.


Op vrijdagchtend haalde onze chauffeur en gids Rino ons op om ons te brengen naar het tentenkamp van de Setia theologische school.
In Nederland is er in het afgelopen jaar incidenteel berichtgeving geweest over de gebeurtenissen rondom deze school.

Setia is een christelijke organisatie die als doel heeft Indonesische christenen theologisch op te leiden en ze voor te bereiden op een taak als evangelist.
Ze bestaan een jaar of twintig en ondertussen is deze puur indonesische organisatie vrij groot geworden. In Jakarta alleen zijn er ca. 60 docenten en ongeveer 1500 leerlingen.
De school zat al sinds het begin gevestigd in een wijk in Jakarta met een in meerderheid moslimbevolking.

Hier wordt het ingewikkeld.
De directe omgeving van deze school, 'de buren' zogezegd, waren en zijn erg blij met deze school. Zoals de meeste Javaanse en Indonesische moslims zijn ze zeer tolerant en wat minstens zo belangrijk is: ze verdienen flink geld aan deze school. (studenten moeten immers eten en drinken en de was moet worden gedaan)

Ongeveer een jaar geleden waren er flinke rellen rondom de school. Radicale moslims wilden de christelijke school weghebben uit deze moslimwijk.
Na enkele dagen van rellen en bedreigingen, bleek dat de politie de school niet kon of wilde beveiligen en onder poitie escorte is de school geevacueerd. Het was een dreigende situatie.

In de Nederlandse media is er (voor zover al over bericht werd) nogal zwart-wit over deze zaak bericht. Het was zeer dreigend en er was geweld en het was een strijd tussen moslims en een christelijke school, maar tegelijkertijd probeerden de moslim buren de school te verdedigen.

Dat had echter geen effect.

Uiteindelijk is de school nu leeg en de overheid die met de zaak in hun maag zat heeft vervangende ruimte geregeld. Dat is op diverse plaatsen in de stad, maar de grootste plaats is het tentenkamp op het terrein van de padvinders.
Hier vinden nu al een jaar lang college's laats in tenten, hier wonen honderden studenten en docenten in tenten en hier wordt gekookt.
(dat koken gebeurt dan weer door de oude 'buren' van de school die ook slapen op het kamp omdat het te ver reizen is, zo houden zu hun inkomen en laten ze hun steun voor de school bliken)




Op vrijdagochtend brachten wij een bezoek aan dit tentenkamp en werden ontvangen doot Dick Mak een van de weinige westerse docenten aan deze school.

Het was een indrukwekkend bezoek zoals mag blijken uit de bijgaande beelden.

De zaak werd nog ingewikkelder toen hij ons meer details en geruchten vertelde. Ik zal jullie er niet te veel mee vermoeien, maar er zijn ook aanwijzingen dat er uiteindelijk projectontwikkelaars achter hebben gezeten die het terrein van de school wilden hebben voor ontwikkeling. Die hebben groepen met radicalo's opgejut en zo is de boel geescaleerd.



Een complexe samenleving, zo blijkt opnieuw. Maar wel fascinerend!

Na dit bezoek gingen we langs het postkantoor, deden wat inkopen en hebben geluncht.
Dat lijkt weinig, maar voor een stad waar elk moment van de dag een file staat en je dus met een slakkengang vooruit gaat, is het al een hele prestatie.

De volgende dag lieten we de zendingsreis (zoals enkelen het al spottend noemen) even voor wat het was en gingen ons weer te buiten aan de toeristische attracties.
Na het nationale monument gingen we naar de Kota, de oude stad.

Vrijwel alle oude koloniale grandeur zijn daar door verwaarlozing om zeep geholpen. Hoewel hetmisschien logisch is dat je niet veel geld wil uitgeven aan de gebouwen van de voormalige overheerser, was dit wel het andere uiterste.

De complete wijk is rijp voor de sloop, met als enige uitzondering het oude stadsplein waar het oude stadhuis tegenwoordig dienst doet als museum en enkele gebouwen daaromheen waaronder cafe Batavia.




Zodra je deze gebouwen binnenloopt, waan je je even in het Nederland van (ver) voor de oorlog. Hoewel het zeer toeristisch is, blijft het toch erg apart om daar rond te lopen. Temeer daar je beseft dat al die jaren van Nederlandse aanwezigheid weinig meer hebben achtergelaten dan deze paar gebouwen aan het plein, een ophaalbrug over een vervuilde sloot, de hagelslag in de supermarkt en incidentele woorden zoals 'knalpot', 'notaris' en 'wastafel'.




Misschien maar beter ook, er is ook niet zo veel om trots op te zijn in de Nederlandse erfenis hier. Al die Nederlandse kolonisatoren waren niet meer dan voorbijgangers in dit enorme land met zijn eigen tradities en gewoonten.

Op maandagochtend vliegen we van Jakarta naar Banda Aceh. Mogelijk geef ik voor de tijd nog een korte update (internet is gratis in deze wisman...(-; )

groeten
Gerrit

PS we zijn zo nu en dan actief op skype op de naam: gerritvandenberg

vrijdag 7 augustus 2009

Bogor





Het reizen met de trein was ons erg goed bevallen. Je zit erg rustig (geen last van hobbelend wegdek), kunt onderweg wat lezen, er komt eten en drinken voorbij en het uitzicht is fantastisch.

Daarom dachten we er slim aan te doen om met de trein van Bandung naar Bogor te gaan.
Aan het loket wisten we met handen en voeten duidelijk te maken dat we met de trein naar Nogor wilden.
We kregen een kaartje naar Gambir, daar moesten we nog wel overstappen, maar dat was geen probleem. De dames keken wel wat verbaasd, maar dat lag vast aan ons engels.

Wat zijn we toch slim en handig, dachten we van onszelf. We kunnen ons al prima redden in Indonesie.

Die overmoed werd snel afgestraft.

Het bleek bijzonder onpraktisch te zijn om per trein van Bandung naar Bogor te reizen.
Op de kaart lag er weliswaar een spoor, maar dat was schijn.
Er was geen station dat Bandung verbond met Bogor en 'de overstap' bleek eigenlijk Jakarta te zijn. We moesten gigantisch om!

Met de auto/bus had deze reis 2,5 uur geduurd.
Het kostte ons wat meer tijd: we vetrokken om 10.30 en kwamen uiteindelijk pas rond 17.00 uur aan in Bogor.

Na een treinreis van ruim drie uur waren we in Jakarta, station Gambir (overigens wel weer een mooie reis)
Daar zou de overstap makkelijk zijn, zo hadden de dames aan het loket ons doen geloven.
Nadat we eindelijk de goede balie hadden gevonden bleek de trein niet meer te rijden door een treinongeval.

Wat nu?!

Gelukkig was er een locale ondernemer die het spreekwoord 'de een zijn dood is de ander zijn brood' nog kende uit de Nederlandse koloniale tijd.
Hij stond als een aasgier te wachten op wanhopig uitziende toeristen zoals wij en bood ze een reisje aan naar Bogor. Voor slechts 3x de kosten van een treinkaartje.
Direct gedaan, maar wat hij niet vertelde is dat hij wilde wachten tot zijn auto vol zat met meer gewillige slachtoffers.

Na een klein uur wachten vertrokken we voor een hete rit van ruim een uur. Onderweg moest hij tanken, sloeg de auto af en leek de airco het te begeven, maar net toen we dachten dat het niet erger kon, kwamen we aan in Bogor.

Onderweg had ik nog in de Lonely Planet (ons gidsboek) zitten lezen en daar stond erg duidelijk in: Bandung Bogor is een schitterende rit met de AUTO....
Voortaan varen we dus niet meer op ons eigen kompas, maar lezen we direct de LP.

In Bogor zelf was het weer een uitdaging om een hostel te vinden. Uiteindelijk stapten we met onze bagage in de lokale busjes en vonden een acceptabele plek.

Die busjes vormen overigens een briljante manier van vervoer (niet alleen in Bogor, in heel Indonesie)
Er rijden duizenden kleine busjes waar 6 westerlingen of 9 indonesiers in passen.
Ze rijden een bepaalde route en roepen de hele route naar elke voorbijganger of ze mee willen rijden. Een rit kost dan tussen de 8 en de 20 ct.
Je kunt op elk moment instappen en uitstappen.
Doordat er zo veel busjes rijden hoef je nooit lang te wachten. En de bus heft altijd plek, want als hij vol zit kun je uit de deur hangen of op de grond zitten!



In Nederland zouden ze zonder twijfel direct van de weg worden gehaald, hier kan het openbaar vervoer niet zonder.




De avonden hebben we hier al kaartspelend doorgebracht (shithead, geweldig spel)
En zoals altijd haakten er andere mensen aan en zo leidt het kaarten tot leuke ontmoetingen.

In Bogor draait alles echter om 'de tuin' of 'the botanical garden'

Tot het vertrek van de Nederlanders heette Bogor Buitenzorg (wat een naam!) en was het een klein dorpje met een gigantisch zomerpaleis van de Nederlandse gouverneur.

Toen Nederland was ingelijfd bij Frankrijk door Napoleon namen de Britten Indonesie over en zoals in veel Britse kolonien besloot de gouverneur Raffles tot het aanleggen van een botanische tuin. Dat duurde enkele jaren en uiteindelijk werd hij geopend door een Nederlander en dit tuinencomplex van 80 hectaren is nu de trots van Bogor.

En terecht.
Een groot deel van de enorme biodiversiteit van Indonesie is verzameld in deze tuin. Meer dan 15.000 soorten planten en bomen, meer dan 400 soorten palmen en meer dan 3000 varianten van de orchidee vullen deze tuin.

We hebben hier een rustige middag doorgebracht, rondgekeken, gelezen en ons verbaasd over de vele touristen die met een auto door het park jagen om alles in zo kort mogelijke tijd te zien. Gelukkig straalde de lokale oma'tjes genoeg rust uit om daarvoor te compenseren.




De tuinen waren schitterend. Het landelijke dorpje Bogor bleek echter niet meer te bestaan. Het is nu een stad van 700.000 inwoners en miljoenenstad Jakarta is ondertussen bijna aangegroeid tegen deze voormalige rustplaats voor de elite.
Hoewel het zeker de moeite waard was, beseften we vooraf niet dat de vervuiling van Jakarta ook boven Bogor zou hangen.

Een dikke smoglaag verduisterde elke (mid)dag de zon en dat maakte de schoonheid van de tuinen soms nogal surrealistisch.

Vanuit Bogor storten we ons rechtstreeks in de smog van miljoenenstad Jakarta. Daar zullen we het weekend doorbrengen voor we op maandag 10 augustus doorvliegen naar Atjeh.

woensdag 5 augustus 2009

Bandung




Als er onder de lezers van dit blog mensen zijn die er van dromen om ooit een lange treinreis te maken dan is de route van Bandung naar Jokjakarta echt een aanrader.



Prachtige rijstvelden, bergpassen en een spoor aangelegd tegen de helling op met een schitterend uitzicht op de bergen en vulkanen van midden Java zijn deze reis het standaard beeld als je uit het raam kijkt.



Naast de schoonheid van het landschap is er op Java niet te ontkomen aan de mensen. (het is immers een van de meest dichtbevolkte delen van de aarde)

Naast en op het spoor spelen kinderen, boeren zijn aan het werk en in de dorpjes is er een voortdurende bedrijvigheid. Als de trein tussendoor stopt in een klein dorp komen er direct tientallen verkopers naar de trein om hun waren te slijten, maar ook groepen kinderen (die verbaasd staren naar een rare kale Nederlander)
Moeders lopen met de jongste kinderen ook mee met de trein en zo trekt Java in al zijn verscheidenheid aan ons voorbij.



De miljoenenstad Bandung voelde daarna als een mokerslag in ons gezicht. Wij hadden de pech om het station aan de achterkant uit te lopen en dat was duidelijk de lelijkste kant.
Het openliggend straatwerk, de dubieuze types op straat en de langsrazende auto's maakte het al niet tot een warme ontvangst. Maar toen we een aantal hostels/hotelletjes bezochten waar zelfs het ongedierte zich niet thuis voelde hadden we het helemaal gehad.

Uiteindelijk vonden we een redelijke plek om te slapen (de eisen werden dan ook steeds lager naarmate de avond vorderde) en hebben we wat gegeten.
Na de schitterende treinreis begonnen we ons al af te vragen of de hoogtepunten van de reis nu achter ons lagen.



De volgende dagen brachten gelukkig veel goeds.


Op zondag bezochten we een engelstalige kerkdienst. In Indonesie zijn veel expats actief en als ze christelijk zijn dan sluiten ze zich vaak aan bj een internationale gemeente. Deze kerk bleek echter ook voor een groot deel te bestaan uit zendelingen die bezig waren om Indonesisch te leren en tot die tijd in Bandung woonden en kerkten.



We hoorden een mooie preek over de romeinenbrief met een typisch Amerikaanse manier van preken. Erg anders dan we in NL gewend zijn maar daarmee wel zeer verfrissend. En radicale oproep voor een ander leven en om onze naasten echt lief te hebben.
Na enkele goede ontmoetingen (mogelijk zoeken we nog iemand op in Atjeh die we daar ontmoet hebben), liepen we naar een nabijgelegen park. Dat leek dichtbij.....

Na een slopende klimtocht van bijna twe uur kwamen we uitgeteld aan. Afstanden op de kaart zijn veraderlijk, bleek weer eens.
Het uitzicht over de stad maakte een hoop goed en de rest van de dag hebben we gebruikt om bij te komen en ons voor te bereiden op komende klimtocht.


Op maandag zouden we onze eerste vulkaan beklimmen. Nu hadden we een kleintje uitgezocht en bovendien een waar we met de auto al een flink eind konden komen. Desalniettemin bleef er nog wat te klimmen over en we werden hardhandig met onze slechte conditie geconfronteerd.



De uitzichten en de klim zelf waren wel de moeite waard. (al hebben we nog niet besloten of we forsere beklimmingen wel aandurven met onze conditie)

Langs het pad omhoog heb ik mijn zakmes uit kunnen testen door me van mijn romantische kant te laten zien. Onze voorletters zijn de komende tijd te bewonderen voor alle voorbijgangers.



Na deze heroisiche tocht bezochten we nog een theeplantage en hebben we even kunnen ronddrijven in het water uit de warme bronnen in dit vulkanische gebied.



Na al dit natuurschoon was onze laatste bestemming van die dag van een heel andere orde. Mooi en dramatisch tegelijkertijd.
In Indonesie zijn vele wezen. Dat zijn zowel kinderen van wie beide ouders zijn overleden, maar ook kinderen die door hun ouders zijn achtergelaten omdat ze er niet voor kunnen zorgen. (vaak uit geldgebrek)

Het 'leger des heils' is een van de instellingen die opvang verzorgen voor deze kinderen. Wij bezochten een opvanghuis voor weesjongens en waren erg onder de indruk.

Dit jongentje was zeven dagen oud en was direct na de geboorte afgestaan an het weeshuis.


In dit weeshuis in het centrum van Bandung wonen 96 jongens in de leeftijd van 4 tot 21 jaar. Voor Indonesische begrippen is de accomodatie goed (al zou het in Nederland waarschijnlijk tot een parlementaire enquete leiden)
In grote slaapzalen wordt er gegeten en op de binnenplaats kunnen de kinderen wat spelen. Zonder uitzondering zagen ze er vrolijk uit. Er is nog veel meer te vertellen, maar ons korte bezoek heeft meer indruk gemaakt dan in duizend woorden te vertellen is.





Na deze twee dagen trokken we positiever gestemd verder naar Bogor. Hoe lelijk een ongastvrij een stad ook oogt, uiteindelijk wonen er altijd mensen en zijn er altijd zaken te zien die een (kort) bezoek de moeite waard maken. De uitdaging is dan om ze te vinden.