zaterdag 12 september 2009

mooi, mooier, mooist, maar wel op z'n chinees

Na de enorme stad Shanghai was de schoonheid van de stadjes, dorpjes
en vooral de natuur van Huanshan precies wat we nodig hadden om alles
weer in balans te brengen. (Of om in chinese termen te blijven: eerst
wat jing en dan nu wat jang)

Huangshan is eigenlijk de naam van het berggebied in deze regio.
Aangezien deze berg een van de bekendste bergen en toeristische
atracties van China is, hebben de lokale chinezen maar besloten om de
naam van het grootste stadje Tunxi te veranderen in Huangshan City.
Alles om toeristen te trekken!

We verbleven in dit plaatstje Tunxi dat met zijn 150.000 inwoners een
regionaal centrum is. Ons hostel lag middenin de Old Street (wederom
een engelse naam om het leven van de westerse toeristen makkelijker te
maken). Dat was echt een straat uit een oude film. De huizen hadden
overhangende dakpannen, er hingen nog meer lampions dan je normaal
gesproken in het chinese straatbeeld ziet, de straat telde enkele
tempels, het houtsnijwerk was volop aanwezig en alle verdere
ornamenten, draken en chinese tekens die je met een beetje fantasie
kunt bedenken, waren hier bij elkaar aanwezig.
(een foto zou hier handig zijn dan mijn onvolledige beschrijving, maar
de chinese censuur maakt dat lastig zoals ik in een eerder blog heb
uitgelegd)

Ons hostel zelf was een van de beste tot nu toe. Er was een gezellig
restaurant/bar met biljart, wireless internet en een westerse
menukaart. Bovendien hadden we nu weer eens een double room genomen
omdat we het slapen in 4/6 persoons dorms wel zat werden. (vooral het
gesnurk van de kamergenoten gaat irriteren, al helpen de oordoppen die
we meekregen van mijn moeder erg goed. Bedankt ma!)

Kortom een geweldige plek om een paar dagen te zijn.
Op dinsdag bekeken we Tunxi zelf: the old street en de lokale
theemarkt met meer soorten dan we voor mogelijk hielden.

Toen werd het woensdag en die hele old street waar we op dinsdag zo
enthousiast over waren, bleek eigenlijk niets voor te stellen. We
bezochten namelijk twee dorpjes in de buurt die al honderden jaren
onveranderd zijn gebleven en met recht op de werelderfgoedlijst van
UNESCO staan. Al het moois van Tunxi verbleekte daarbij.
We waren zeer onder de indruk van de straten met witte chinese
gebouwen, waar ronde of vijfhoekige poorten toegang geven tot mooie
binnentuinen of huizen die ruimte boden aan complete families. In het
dorp zijn kleine vijvers of meertjes die het tot een schilderachtog
geheel maakten. (er zaten dan ook veel schilders in de straten) De
meeste huizen in de dorpjes werden gebouwd door zakenfamilies waarvan
de mannen handel dreven door heel China. Ze kwamen soms maar enkele
keren per jaar thuis, maar al het geld dat ze verdienden, stopten ze
wel in het familiehuis.

De straten hadden echter zo veel mooier kunnen zijn als deze regio
niet een van de bekendste toeristische atracties van China was
geweest. Want hoewel het aantal westerse toeristen op de vingers van
een hand te tellen was, liepen er hordes chinese toeristen en dan
bedoel ik echt hordes...
En toerisme op zijn chinees is een ervaring apart waar we ons tegen
wil en dank compleet in hebben ondergedompeld.

Omdat het openbaar vervoer hier weliswaar geweldig is, maar alles in
het chinees werkt, besloten we een tour te boeken naar twee dorpjes.
Dat hebben we geweten.
In de bus zaten vrijwel alleen Chinezen (en twee belgen). Nu was dat
geen enkel probleem, lastiger was dat zowel de gids als de
buschauffeur geen woord engels spraken. Hier was nog wel een mouw aan
te passen: in elke bus van vijftig chinezen is er wel een die een
beetje engels spreekt en kan vertalen.

Het werd pas een rijdende nachtmerrie toen de gids ongeveer tien
seconden na vertrek met een verhaal begon en daar pas mee stopte toen
we aan het eind van de dag weer terug waren in Tunxi. De eerste rit
duurde al ruim een uur en toen we aankwamen waren we murw geslagen
door de vele grappen en verhalen die hij met veel bravoure vertelde en
waar de hele bus om moest lachen en waar wij uiteraard geen letter van
begrepen.

Bij het eerste dorpje hadden we ondertussen de engelssprekende chinees
in de bus gevonden. (Of beter hij had ons gevonden. Als ze engels
spreken dan komen ze direct op je af om je welkom te heten in china en
om hun engels te oefenen.) Via deze chinees maakten we aan de gids
duidelijk dat wij niet mee wilden met de rondleiding door het dorp. We
zouden er toch niets van begrijpen en bovendien is het niet echt ons
ding om achter iemand met een vlag aan te lopen die met een microfoon
door de straten loopt te schreeuwen.
Pas op dat moment, begreep hij dat we geen chinees spraken: de
verbazing was van zijn gezicht te lezen, wij hadden al zijn grappen
gemist.

Toen we hoorden hoe laat de bus weer vertrok, gingen we het dorp in.
En zoals gezegd: dat was schitterend. Onderweg probeerden we zo veel
mogelijk de groepen chinezen te ontwijken (waarlijk geen makkelijke
opgave) en bekeken we het dorp. Uiteraard moesten we zelf ook
regelmatig op de foto met mensen die verbaasd waren over onze lengte
of schoonheid van gelaat. (dat laatste vermoed ik tenminste)

Samen met de andere passagiers aten we bij de lokale chinees. Dat was
deze keer erg lekker en daar viel ook weer op hoe vriendelijk de
mensen zijn. Iedereen wilde ons helpen en bood ons gerechten aan. Het
lastige is dat ze echt alleen chinees spreken en communicatie is dus
onmogelijk.
Bij het volgende dorp volgden we dezelfde routine als bij nummer een
en bewonderden al het moois. Voldaan waren we klaar om naar het
hostel te gaan en rond 14.30 verzamelde iedereen bij de bus. We waren
al blij dat we iets eerder terug zouden zijn dan de aangegeven tijd
van 17.00 uur toen we rond 15.30 de stad Tunxi binnenreden. (Vergeet
niet dat onderweg de moppentrommel van de gids onderweg weer openging,
dat doet je echt verlangen naar een rustig hostel.)

We hadden er echter geen rekening mee gehouden dat dit een chinese
tour was en daar horen nog enkele verrasingen bij. In Nederland kennen
we ook wel van die reisjes waarbij je eerst een atractie bezoekt en
daarna aan winkel ingedreven wordt. Daar waren we zonder het te weten
ook bij ingestapt.

De eerste winkel was een soort supermarkt met de meest bizarre
gerechten. Wij hebben uiteindelijk gekozen voor een blikje cola, maar
onze eetlust was wel verdwenen toen we onze medepassagiers hun
heerlijke gevacumeerde gedroogde kippenpoot zagen eten. (En ook als we
niet keken dan hoorden we ze wel eten.)

De tweede winkel was pas echt de klapper. Dat was een
zijdefabriek/winkel. We kregen te horen hoe zijde werd gemaakt
(uiteraard in het chinees) en na een korte rondleiding waar de oooohs
en aahs niet van de lucht waren, kwamen we in een donkere ruimte waar
we moesten gaan zitten.
Net toen we begonnen te vrezen voor een filmpje over zijde, kwamen de
eerste modellen binnengelopen.
We waren terecht gekomen bij een chinese modeshow.

Nadat de modellen hun schitterende zijde jurken, broeken en
nachtjaponnen hadden getoond, werden we eindelijk naar de plek van
bestemming gebracht: de winkel.
Wij liepen snel door naar de bus, terwijl onze chinese medepassagiers
zich uitleefden en flink insloegen.

Om 17.00 uur waren we dan eindelijk thuis, een ervaring rijker.

Maar onze kennismaking met de chinese toerist was nog niet ten einde.

Om 06.15 uur de volgende ochtend stond de bus klaar om ons naar de
berg Huangshan te brengen. Gelukkig was dit niet zo'n toeristenbus als
de dag ervoor en de buschauffeur hield onderweg zijn mond. Via een
andere bus en een kabelbaan kwamen we aan op een van de hogere delen
van het berggebied.
Dit gebergte trekt chinezen uit het hele land wegens zijn bijzondere
rotsformaties. En ze komen niets te kort. De bergtoppen zijn door weer
en wind uitgesleten in de vreemste vormen en het geheel ziet er
bijzonder ruig uit. Extra bijzonder vinden de chinezen de mist die de
bergen in- en uitdrijft. Daardoor onstaat in korte tijd een
spookachtig geheel: een witte zee waar de bergtoppen bovenuit steken.

In dit gebied hebben we een wandeling gemaakt die zo ongeveer de
zwaarste tocht was die we ooit hebben volbracht.
Het begon rustig. Nabij de kabelbaan moesten we ons een weg banen door
de chinese tourgroepen die in grote getalen het pad bevolkten.
Tussendoor moesten we samen met enkele chinezen op de foto of werden
we gevraagd om een foto te maken van een groepje. Dat is allemaal het
gebruikelijke werk in China.

Na ongeveer een uur werd het rustig. Plotseling hoorden we geen gidsen
meer galmen door hun versterkers en we hoefden geen ellebogen meer te
gebruiken om het pad vrij te maken.
Daar begon ook de schoonheid van het gebergte echt indrukwekkend te
worden. Soms keken we honderd meter naar beneden terwijl het pad langs
een stijle rotswand liep en we bewonderden de bizarre vormen van de
rotsen. We waren echt onder de indruk en terwijl we liepen vroegen we
ons af waarom niet meer mensen deze afdaling maakten.
Na ongeveer twee uur lopen werd het duidelijk. Ondertussen waren we op
de bodem van het dal en om weer naar de volgende kabelbaan te komen
moesten we hetzelfde aantal meters omhoog!

Het was een gruwelijk zware tocht. We werden totaal terugeworpen op
onze conditie en opnieuw kwamen we er achter hoe slecht die is.
(overigens hijgden we net zo hard als de sporadische andere wandelaars
die we tegenkwamen, dat geeft hoop)
De uitzichten bleven schitterend en soms beangstigend. Toen halverwege
de klim de mist binnenkwam, was dat inderdaad een majestueus
schouwspel, maar in onze gedachten speelde alleen de vraag: hoe ver
nog.

Toen we na deze klim weer in het gedeelte met de toergroepen kwamen,
waren we uitgeput en bezweet. Onze kuiten, voeten en verdere
lichaamsdelen deden pijn. Met een rood aangelopen gezicht plofte ik
neer op een bankje om even bij te komen. Op dat moment liep een
chinees vrolijk op me af en zei in gebroken engels: 'hello sir, can
you make a picture of us?'

Ik ben er nooit dichterbij geweest om iemand in elkaar te slaan.....
Maar na enkele keren diep ademen, maakte ik een foto voor deze
vriendelijke chinees.

Hoewel we weer in het drukke deel waren, moesten we toen nog twee uur
lopen. Even bijgekomen en toen liepen we verder.
De uitputtting was van onze gezichten te lezen want de chinezen keken
ons nog verbaasder aan dan ze normaal al doen. Dat weerhield ze er
uiteraard niet van om ons aan te spreken. Toen we samen een pad
opklommen en ons gehijg een echo gaf tussen de bergen waardoor het
iedereen duidelijk moest zijn dat we niet zaten te wachten op
gebabbel, sprak een chinees ons aan. 'Hello, where are you from?
Welcome in China! Can I shake your hand? Have a good trip!'
Tijdens deze hele conversatie konden we geen stom woord uitbrengen,
maar de enthousiasteling pakte onze handen en we hadden de kracht niet
om te voorkomen dat we hem fijn de hand hebben geschud.
En wie zegt er dat chinezen niet gastvrij zijn? Of je nu wil of niet....

Moe maar voldaan zitten we vandaag, vrijdag in de bus. Het was een
week die snel is gegaan, we hebben veel gezien en vele indrukken
opgedaan. Hoewel het soms wat moeizaam liep, hadden we er niets van
willen missen.
Na een busreis van zeven uur, hopen we zo in Nanjing aan te komen.
Een miljoenenstad waar tijdens de oorlog vreselijke dingen hebben
plaatsgevonden. Het is de oude hoofdstad met veel moois. Kortom genoeg
om te bekijken en het belooft een boeiend weekend te worden.

alle goeds uit china!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten